Tjeerd Zwinkels


Acrofobie


De filosofische diepte van het dagelijks leven en de kunst








‘Er bestaan geen feiten alleen interpretaties’

- Friedrich Nietzsche -






Inhoud


Proloog


DEEL 1 - Acrofobie

Hoofdstuk 1 – Het gewicht van de tijd

  • De complete mens
  • Fight club

Hoofdstuk 2 – Het nieuwe moralisme

  • De ontzielde wereld verdwaald in de verlichting

Hoofdstuk 3 – Op de sofa

  • Realiteitszin
  • Een ongrijpbare vijand
  • Falend streven naar geluk

Hoofdstuk 4 – Filosofie in popcultuur

  • Hedendaags absurdisme
  • The dude
  • David lynch
  • Monty Python
  • Realiteitsprincipe
  • Het id, ego en superego
  • De psychoanalyse
  • Droomduiding
  • Eeuwige wederkeer en Groundhog day


DEEL 2 – Concept paradox

Hoofdstuk 5 – Vier minuten en drieëndertig seconden

  • Conceptualisme
  • Idee paradox
  • Abramovic
  • Skinner-box
  • Dostojevski’s gedachten experiment
  • De groet schoonheid
  • De komediant
  • Made in China
  • Van het urinoir naar 4’33”
  • De klank van het conceptualisme


DEEL 3 – Vrije wil

Hoofdstuk 6 – Van achter de boekenkast






Proloog


Dit schrijven komt voort uit de aan mij talloze keren gestelde vraag; “wat trekt jou zo aan in filosofie?” Men verwacht dan dat ik begin over de leer van de grote filosofen maar juist het feit dat het dagelijks leven vol zit met filosofische vraagstukken is wat mij er zo in aantrekt. Het helpt mij om het leven wat beter te begrijpen. Filosofie is per slot van rekening niets meer dan de liefde voor wijsheid. Volgens filosofen word je niet wijs door ergens een mening over te hebben maar door ergens kennis van te bezitten. Het is een misvatting dat filosofie alleen voor de oude wijzen is. Het is veel meer dan de studie alleen. Je moet filosofie ook niet alleen bestuderen maar ernaar leven.

Met dit gegeven probeer ik mijn eigen filosofie en de filosofie van mijn grote voorbeelden te duiden en te koppelen aan alledaagse vraagstukken, aan kunst en aan de populaire cultuur. Voor mij is er een dunne lijn tussen kunst en filosofie maar door filosofie ook te koppelen aan zaken van alle dag probeer ik het nog iets transparanter te maken. Ik kwam hiervoor op het idee doordat ik ergens een quote van het personage Yoda uit Starwars tegen kwam. Ik heb zelf de films nooit gezien maar het karakter Yoda blijkt vol stoïcijnse wijsheden te zitten zoals bijvoorbeeld:

“Angst is het pad naar de donkere kant, angst leidt tot woede, woede leidt tot haat, haat leidt tot lijden.”

De vraag is ook of filosofie altijd analytisch en sluitend moet zijn? Filosofie is een onderzoek naar waarheid maar het belicht toch vooral de dingen die veel mensen vaak over het hoofd zien. Aan het eind van zijn ‘problemen der filosofie’ stelt Bertrand Russell de vraag wat de waarde van filosofie precies is. Het antwoord hierop is cruciaal, juist omdat veel mensen het nut ervan in twijfel trekken en zich afvragen of de filosofie veel meer is dan een onschuldig maar nutteloos tijdverdrijf.

Ik ga proberen aan de hand van Yoda en vele andere voorbeelden van populaire cultuur antwoord te geven op deze cruciale vraag.






DEEL 1


*


ACROFOBIE




Hst.1
Het gewicht van de tijd


Daar waar de lucht steeds ijler wordt is waar mijn geest zich vrij voelt. Dit is waar ik voel dat ik leef, dit is waar de mens oog in oog met zichzelf komt.

Ik heb weinig angsten in het leven. Ik ben niet echt bezig met de dood en ben daar zeker niet specifiek bang voor. Ik ben niet bang voor eenzaamheid. Ik vind het zelfs wel prettig om op mezelf aangewezen te zijn. Ik heb alleen wel één angst en dat is de angst om mezelf op grote fysische hoogte te begeven. Steeds weer als ik oog in oog kom met deze angst probeer ik deze hoogtevrees rationeel weg te wuiven maar dat lijkt vooralsnog onmogelijk. Naarmate ik meer nadenk over deze angst komt bij mij steeds vaker de vraag naar boven:

“Is hoogtevrees de angst om te vallen of de angst om te springen?”

Begrijp me niet verkeerd, ik heb totaal geen suïcidale gedachten en ook nooit gehad maar als metafoor voor het leven doet deze vraagstelling het wat mij betreft goed. Ik ben namelijk bang dat hoe hoger we de evolutionaire ladder op klimmen hoe meer schade we aanrichten. Naarmate we hoger komen raken we steeds verder van onszelf verwijderd. Je verliest door de focus op het beklimmen van de ladder snel betekenis en zingeving uit het oog waardoor je meer kapot maakt dan je zelf in de gaten hebt. Dit geldt voor je eigen leven maar vaak ook voor het leven van de ander.

Aan de rand van de afgrond loert het gevaar dat in ons schuilt.

Langs de afgrond lopen is niet het probleem, je moet alleen op tijd weten wanneer je weer naar veilige grond moet. Ik ben me ervan bewust dat ik hier wat pessimistisch overkom, wat ik ten aanzien van de mensheid ook wel ben maar zelf sta ik als persoon behoorlijk positief in het leven. Dit zegt natuurlijk ook niets. Hitler was tenslotte een optimist. Een pessimist zou nooit de moeite nemen om zes miljoen Joden de dood in te jagen. Teveel gedoe!

Aan de rand van de afgrond loert niet alleen het gevaar dat in ons schuilt maar daar vind je ook de pracht van het leven. Adembenemende uitzichten zijn alleen te bereiken door uiterste inspanning. Vaak liggen die adembenemende uitzichten op grote hoogten en dat is een behoorlijke drempel voor mensen met hoogtevrees zoals ik. Wel wil ik genieten van zo’n uitzicht en heb daardoor soms aardig wat te overwinnen maar steeds word ik weer beloond wanneer ik de inspanning geleverd, en de obstakels overwonnen heb.

Grote hoogten kunnen je ook het gevoel geven dat geluk iets is als een speelgoedautootje wat je zo met twee vingers van de weg kan plukken en waar je op die manier sturing aan kan geven. Het kan je het glorieuze gevoel van omlaag kijken geven. Denk er wel aan dat hoe hoger je gaat om een beter en weidser uitzicht te krijgen, hoe groter de kans op hoogteziekte wordt.

Hoogteziekte oftewel hypobaropathie kan optreden vanaf hoogtes van vijventwintighonderd meter, maar meestal treedt hoogteziekte op boven de vijvendertighonderd meter. De individuele gevoeligheid van mensen verschilt sterk. Hoogteziekte kan iedereen overkomen. Van ervaren bergbeklimmers tot beginnende bergwandelaars. Vooral in echte hooggebergten, zoals in de Andes, de Himalaya of de hoogste bergen in de Alpen waaronder bijvoorbeeld de piz Bernina (4049 meter) die ik zelf ooit beklommen heb, kunnen mensen te maken krijgen met hoogteziekte. Ik ben hier zelf dan weer minder gevoelig voor blijkt na deze beklimming. Ik heb die piz Bernina destijds in twee uur beklommen zonder centje pijn. Ik heb er destijds totaal niet bij stil gestaan dat het op dit soort hoogte al kan toetreden en was er dus totaal niet op voorbereid in mijn onwetendheid.

De complete mens

De mens wil twee dingen: Vrijheid en overleven ten koste van alles. Dat tweede is evolutionair bepaald en dat ligt vast in de natuur van de mens en het dier wat hij is. Dat eerste is multi-interpretabel. Het is maar net hoe je vrijheid definieert. Voor liberaal rechts is vrijheid, genieten van je eigen bezittingen zonder staatsbelemmeringen. Zelfverrijking is geen taboe en het draait puur om de individu. Dit is al de definitie van rechts liberaal denken sinds de Franse revolutie en werd toen gepropageerd door de overwinnende conservatieve elite. Vrijheid is hier dus gelijk aan individualisme.

Voor sociaal links is vrijheid dat het volk de politiek en de economie beheert. Zij zagen zichzelf als de werkelijke erfgenamen van de Franse revolutie. Ze wilde niet alleen dat de gemeenschap invloed had op het landsbestuur maar ook over de economie, de markt en het privébezit. Sinds de val van de muur proberen linkse partijen en intellectuelen zich weg te bewegen van het communisme door zich als pragmatici op te werpen. Dit zijn de gemiddelde linkse partijen van nu. Zij willen vooral een eerlijke verdeling van de welvaart.

Nu dit wetende denk dan eens aan wat de oorzaak zou kunnen zijn van de kredietcrisis van 2008 of wat de oorzaak zou kunnen zijn van de toestroom van vluchtelingen (niet het gevolg maar de oorzaak hiervan dus), de oorzaak van de klimaatvluchtelingen die nog gaan komen, de oorzaak van de snelle verspreiding van virussen (globalisering). Denk op deze manier na over alle grote vraagstukken in onze maatschappij. Het zal je helpen in het maken van de juiste keuze.

Populistische partijen vallen vaak buiten deze standaard ideologieën omdat zij liever ‘s ochtends aan de hand van de krantenkoppen bepalen wat hun beleid wordt. Zo kunnen ze makkelijk inspelen op de onvrede van het volk. Hun achterban bestaat dan ook vaak uit mensen die er zelf niet al te veel moeite voor willen doen maar zij staren zich wel blind op het succes en alle daarbij behorende geneugten die een ander wel heeft verworven maar die de mens die lui, niet intelligent genoeg of gewoon pech in het leven heeft niet heeft verworven. In plaats van toegeven dat men ook verlangt naar succes en erkenning verwerpt men die verlangens en deugden liever.

Ik ben een existentialist die in een betekenisloos bestaan zijn eigen leven betekenis geeft door zingeving en niet louter door te streven naar geluk en succes. Ik wil geen slaaf van het westerse neoliberale denken zijn waar het lustprincipe steeds meer de overhand neemt boven het realiteitsprincipe. Ik wil niet vanuit het slavenmoraal het streven naar succes of de wil tot macht afzweren maar ik wil via zingeving en door mijn eigen leven betekenis te geven een completer mens worden. Naar mijn idee is dit de stap naar de übermensch. Volgens Nietzsche is de mens slechts een tussenstation. Een medium om een bovenmenselijk ideaal te bereiken. Nietzsche beschreef dit op een manier die aansluit bij de door mij gekozen metafoor en mijn angst voor hoogte namelijk; ‘De mensheid is slechts een brug of een kabel gespannen boven een afgrond die de dieren verbind met dit bovenmenselijke ideaal, en die brug dient rustig en voorzichtig overgestoken te worden’. Tot mijn verbazing kwam ik dit citaat laatst tegen in de Netflix serie ‘The umbrella academy’.

Wij stervelingen zijn altijd gefascineerd door individuen met buitengewone krachten. Of het nu om Achilles uit de Griekse mythologie zoals beschreven door Homerus in diens Ilias gaat of om Wonder Woman uit de stripboeken van Marvel, al deze verhalen intrigeren ons. We snakken al sinds jaar en dag naar helden. De vraag is echter; “wat betekend het om buitengewoon te zijn”?

Bij het zien van ‘The Umbrella Academy’ realiseer ik me dat buitengewoon zijn meer betekend dan simpelweg superkrachten bezitten. Buitengewoon zijn betekend ook verandering. Veranderen van een middelmatig wezen naar een wezen met buitengewone gave. Zoals Bruce Banner verandert in de Hulk. Laat dit nou ook precies zijn waar Nietzsches theorie van de Übermensch om draait. Nietzsche bedoelde hiermee dat het evolutieproces zoals Darwin het beschreef nog lang niet klaar is met de mens. We zijn van dier naar ‘hoger’ dier gegaan. Ook wel mens genoemd. Maar vergeet niet dat de reis nog niet klaar is zou Nietzsche eraan toe willen voegen. De mens zoals we die nu kennen is alleen maar een brug, een medium, om bij de supermens uit te komen. Je moet hard werken om uit te blinken. Onthoud dat geen enkel individu sterker is dan het collectief. Hoe goed men zich ook aanpast, voegt men in de serie toe aan Nietzsches citaat. Dit is naar mijn idee ook meteen waar het gebruik van Nietzsches citaat mank gaat in deze. Volgens Nietzsche is het individu in staat de kudde te ontstijgen. Zij met de juiste instelling en overlevingsdrang zijn in staat om boven de kudde uit te stijgen. Zij zijn in staat om gebruik te maken van de zwakkere individuen binnen de kudde. Of zoals Nietzsche het verwoord in zijn moraalkritiek: Het bestaan van moraal is een argument voor de onderliggende fundamentele kracht van al wat leeft. Moraal wordt immers door sterke individuen misbruikt om de zwakkere individuen te onderwerpen. Een objectieve moraal bestaat niet, deze wordt verzonnen overeenkomstig de behoeften van het subject. Dit is zijn bekende theorie van ‘de wil tot macht’.

Fight club

Het fascineert me hoe zoals bij ‘The Umbrella Academy’, filosofie op zo’n mooie manier verweven raakt met de populaire cultuur. Voor mij persoonlijk is de film ‘Fight Club’ hier één van de meest geraffineerde voorbeelden van. Ook hier is weer in het bijzondere Friedrich Nietzsche van grote invloed. Fight Club toont ons hoe de protagonist zich los probeert te wrikken uit zijn nihilistische niets zeggende bestaan en zich als een ware übermensch een hoger mensbeeld van zichzelf ten doel stelt. De nihilist ontkent het bestaan van waarde of betekenis in het leven. De naamloze protagonist die we hier duiden als ‘de verteller’ is een typische nihilist die er ook van overtuigd is dat we ons bij het gebrek aan betekenis in het leven moeten neerleggen. Hij slijt zijn dagen dan ook met het uitvoeren van nietszeggende baantjes en vult zijn appartement met nietszeggende spullen precies zoals ze afgebeeld staan in de catalogus van Ikea. Door deze eindeloze cirkel van betekenisloosheid leidt de verteller aan slapenloosheid. Hij probeert dit alles te doorbreken door deel te nemen aan praatgroepen. Zijn betekenisloosheid laat hem ook twijfelen aan zijn mannelijkheid. Dat komt erg naar voren bij zijn bezoek aan de praatgroep voor mannen met testikelkanker. Als dan ook nog Marla Singer ten tonele verschijnt maakt hij zichzelf wijs dat hij een enorme afkeer jegens haar heeft puur om niet zijn impotentie onder ogen te hoeven komen. Dit is het leven wat de verteller leidt tot het moment dat Tyler Durden word geïntroduceerd. Tyler representeert de persoon die de verteller graag zou willen zijn. Zijn opmaat naar de übermensch. Hier raakt de verteller verwikkeld in een innerlijke strijd. Symbolisch uitgebeeld door het gevecht wat hij met Tyler heeft terwijl hij eigenlijk zichzelf in elkaar slaat. De nietszeggende, impotente ‘Ik’ die de verteller tot dan toe was worstelt met de hyper mannelijke Tyler. Tyler heeft op zijn beurt als doel om de verteller naar verlichting te leiden. Het thema van de film is gebaseerd op Nietzsches naar eigen zeggen belangrijkste werk, ‘De vrolijke wetenschap’. Hierin verkondigd ‘de dolle mens’ dat God dood is en dat om die rede de mens zich tot een betekenisvoller wezen moet evolueren. Nietzsche levert hiermee ook kritiek op het westerse Christendom. De zoektocht naar waarheid brengt de mensheid uiteindelijk verlichting. Nietzsche waarschuwt voor de overheersende aanwezigheid van het nihilisme en dus voor de betekenisloosheid van de mens als hele beschaving. Dit is zijn theorie van ‘de laatste mens’. Dit gebrek aan een doel stagneert de mensheid bij het creëren en waardoor hij enkel nog consumeert. De verteller verbeeld ‘de laatste mens’.


Acrofobie staat voor mij als metafoor voor wat grote hoogte met ons kan doen. Het staat voor het willen bereiken van de top ongeacht de gevolgen daarvan. Het neoliberalisme is daar een extensie van. Het zit in de genen van het dier, wat de mens tenslotte is, om kosten wat kost te overleven. Uit dat instinct komt de wil tot macht ook voort alleen is het aan ons om die wil te onderdrukken door middel van het realiteitsprincipe. Daar tegenover staat dat we biologisch gezien zijn veroordeeld tot de kudde. We zijn groepsdieren. De groep moet samenwerken om te overleven en daarbij is het handig om een aantal alfa dieren te hebben die zorgen voor sturing. Echter hier moet wel een juiste balans in zijn. Die balans vervaagd door het neoliberale denken. Dit denken zorgt ervoor dat de mens teveel individualiseert waardoor we los raken van de werkelijkheid. Vaak zijn we helemaal niet meer bezig met het verder helpen van de groep en onze soort maar puur en alleen met zelfverrijking. Het is nu zo erg dat het zo druk is aan de top dat de ware leiders er niet durven te komen omdat ze bang zijn om over de afgrond geworpen te worden door de roofdieren zoals: Big pharma, multinationals, de zorgverzekeraars, pensioenfondsen en banken.


Dit is mijn acrofobie. Mijn angst voor hoogte.


Nietzsche verklaarde God dood. De mens dient zelf betekenis aan het leven te geven, zo kunnen we ons tot een completere mens evolueren en misschien wel de status van übermensch bereiken. Alleen de wil tot macht kan ons in de weg staan. De tekenen hiervoor zijn voor mij de opkomst en gevolgen van ons neoliberale denken. Nietzsche beschreef zijn theorie van de ‘wil tot macht’ in notitieboeken die hij nooit afrondde en waarvan hij waarschijnlijk ook niet had gewild dat ze uitgegeven zouden worden al dacht de zus van Nietzsche daar heel anders over. Helemaal pijnlijk is het feit dat Elisabeth Nietzsche sympathieën en banden met de nazi’s had.


De wil tot macht gaat verder dan Darwins idee van overleving, het gaat om het exceptionele najagen. Nietzsches wil tot macht was een oproep om onze beperkingen te overwinnen en op die manier buitengewoon te worden. Bij het opschrijven van deze theorieën besefte hij dat het te gevoelig was voor misinterpretatie. Het niet publiceren van deze theorie was waarschijnlijk zijn laatste daad van helderheid en intelligent handelen.



Hst.2
Het nieuwe moralisme



Een ontzielde wereld verdwaald in de verlichting

Bij het intreden van de renaissance in de veertiende eeuw is de mens zingeving verloren. Sindsdien staat alles op losse schroeven. Een tot dan toe stabiele wereld begon te wankelen. Vooral de wetenschap liet ons zien dat de wereld anders in elkaar steekt dan we tot dan toe dachten. Door wetenschappers als Nicolaus Copernicus, Johannes Kepler en Galileo Galilei werd de mens uit het centrum van het universum getrokken. Hierdoor was het Goddelijke middelpunt ook niet zo vanzelfsprekend meer. De verdere ontzuiling en ‘de Verlichting’ (achttiende eeuw) deden daar nog een schepje bovenop. Dit was een periode waarin een beweging ontstond van intellectuelen met als doel het gebruik van de rede en het filosoferen te bevorderen. De rede gaat alleen maar uit van feiten. Meer plaats voor wetenschap en minder voor religie dus.

Toen Charles Darwin met zijn evolutietheorie ook nog in twijfel trok of wij wel naar Gods evenbeeld geschapen zijn betekende dit zeker een enorme deuk in onze eigenwaarde. God werd dood verklaard en liet de wereld betekenisloos achter. Aan ieder individu nu de schone taak om zijn of haar leven betekenis te geven.

Nu blijkt dat veel mensen daar niet toe in staat zijn of er een nogal individualistische interpretatie van zingeving op na houden. Zij die niet in staat zijn om zelf zingeving aan hun leven te geven grijpen alle mogelijke factoren van buitenaf aan om dit gat op te vullen. Zingeving vinden kost moeite, het opvullen van de leegte niet. Zo heeft bijvoorbeeld technologie de mens bij wie het ontbreekt aan de benodigde wilskracht om zingeving te vinden een makkelijk alternatief aangereikt. Echter is hiermee ook een alternatieve realiteit gecreëerd. De kunst is nu om deze ‘alternatieve realiteit’ te kunnen onderscheiden van dé realiteit. Dit gaat niet iedereen even goed af.

Bij dit alles ligt de valkuil van het nihilisme natuurlijk altijd op de loer. De teloorgang van onze eigenwaarde is dus verklaarbaar maar als ons bestaan werkelijk zo onbetekenend is lijkt onze morele verantwoordelijkheid om een ‘goed’ mens te zijn niet van belang. Hier moeten we ons met alle wil van de wereld tegen verzetten. Dit toont naar mijn idee het belang van het existentialisme aan. We moeten en zullen een betekenisvol bestaan leiden. Voor onszelf maar zeker ook voor de ander, voor onze planeet en alles wat daarop leeft.

Voordat we de moraal ethiek verder gaan uitdiepen wil ik graag even conform het concept van dit essay hier eerst de link met kunst leggen. Heeft kunst een morele taak? Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we eerst kunst definiëren. Is kunst dat wat in musea staat? Is alles wat in musea staat kunst? Is kunst wat de kenners kunst noemen? Is kunst alleen maar voor de mooi of moet het ook aanzetten tot denken of kan het beide los van elkaar bestaan? Moet kunst nieuwe inzichten geven? Als we niet weten wat kunst is, weten we ook niet op welke manier moraal en kunst met elkaar verbonden zijn. Bij de geëngageerde kunst van bijvoorbeeld Ai Weiwei ligt de maatschappij kritiek er zo dik bovenop dat dit makkelijk in het hokje ‘moralistische kunst’ te stoppen is terwijl bij Marcel Duchamp het weer wat minder aan de oppervlakte ligt. Hij zet vooral de toeschouwer aan tot denken in de plaats van dat hij je direct iets mee geeft. Zo oppert hij ook de vraag wanneer iets kunst genoemd kan worden met zijn readymades. Ik hoofdstuk vijf meer hierover.

De morele taak van kunst werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw meestal politiek opgevat; morele of moralistische kunst was maatschappij‘krities’, zoals we dat toen spelden. Die benadering is sommige kunstenaars nog steeds niet vreemd. Wie de afgelopen zomer heeft gewandeld langs de sculpturen die in Münster werden geëxposeerd, heeft verschillende kritische sculpturen kunnen bekijken. Een met actieposters beplakt beeld van Paul Wulf bijvoorbeeld, die door de nazi’s werd gesteriliseerd vanwege vermeende zwakzinnigheid en daarna zijn leven lang met een koffer met informatie onder de arm voorbijgangers attent maakte op de Duitse geschiedenis van de kleine luiden. Of een tractor die in plaats van mest water spuwt over het meer en daarmee de boodschap geeft: dit meer is als stront zo vuil.


De grote kleurige bal en de zeecontainer van Andreas Siekmann voor het barokke paleis aan het Erbdrostenhof brengen ook een moreel-politieke boodschap. De bal is gemaakt van gebroken plastic dierfiguren die symbool staan voor een Duitse stad; deze dieren zijn de laatste jaren door marketingspecialisten omgevormd tot ‘merk’ om de stad als een consumptieproduct aan de man te brengen. Het werk heet ‘Trickel down’, naar de theorie van Adam Smith, die dacht dat de grote weelde van een kleine groep bezitters vanzelf zou doorsijpelen naar minder kapitaalkrachtige burgers en uiteindelijk iedereen voorspoed zou brengen. De sculptuur protesteert: het marktmechanisme zélf sijpelt door, want de markt neemt zelfs de publieke ruimte van de stad over.


Hst.3
Op de sofa


“Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de mensen doorgaans met verkeerde maatstaven meten, dat zij macht, succes en rijkdom voor zichzelf nastreven en dit alles bij anderen bewonderen, maar de werkelijke waarden van het leven onderschatten.”


Zo begint het voor mij meest invloedrijke essay, ‘Het onbehagen in de cultuur’ van de uit Oostenrijk afkomstige joodse arts Sigmund Freud. Dit leert mij dat filosofie niet per se iets is wat je louter dient te bestuderen maar je moet het jezelf werkelijk eigen maken en ernaar leven. Dat is dan ook wat ik probeer te doen.

Het werk van Freud is samen met de filosofie van Nietzsche verantwoordelijk voor het feit dat ik alles wat er nu gebeurd voor mezelf in perspectief weet te plaatsen. Dat ik het zelfs weet om te buigen tot iets wat mij persoonlijk verder helpt. Ook leerde Sigmund Freud ons waarom onze levens en relaties vol verwarring zitten. Hij leerde ons waarom het leven zwaar is en hoe we daar mee om moeten gaan. Freud was ondanks zijn succes zelf vaak ongelukkig. Hij beschouwde zichzelf dan ook als zijn belangrijkste patiënt. Gaandeweg dit essay zal duidelijk worden hoe de filosofie van Nietzsche en Freud mij gevormd hebben.

Realiteitszin

De meeste mensen deugen niet. Sterker nog, de mens deugt helemaal niet en is in essentie slecht van aard. Ik ben me er van bewust dat dit erg pessimistisch klinkt maar het tegendeel is waar. Het stemt me juist gerust dat de mens in essentie slecht van aard is naar onze norm en dat we er toch zo goed in slagen om goed te handelen. Deze gedachte kwam voor het eerst bij me op toen ik als een zestienjarige jongen mijn eerste werk van Nietzsche in handen kreeg ‘De vrolijke wetenschap’. Bij het lezen van de eerste twee zinnen was mij duidelijk dat ik hier een zielsverwant had gevonden.


”Of ik nu met goedaardige dan wel boosaardige blik naar de mensen kijk: steeds zijn ze, allemaal en ieder individu afzonderlijk, bezig met één opdracht: te doen wat bevorderlijk is voor de instandhouding van de menselijke soort. En dat doen ze echt niet met een gevoel van liefde voor hun soort, maar eenvoudigweg omdat er in hen niets ouder, sterker, onverbiddelijker, onoverwinnelijker is dan dat instinct – omdat dat instinct nu eenmaal het wezen is van onze soort en de kudde.”


We zijn de hele dag bezig om onze lusten te onderdrukken. Gelukkig zijn de meeste van ons daar behoorlijk toe in staat, anders zou de wereld er heel anders uitzien. Als het realiteitsprincipe niet het lustprincipe in de weg zou staan zouden verkrachting en beroving nog meer dan nu al het geval is aan de orde van de dag zijn. Ondanks dit realiteitsprincipe steekt het lustprincipe toch behoorlijk vaak de kop op. Denk aan #MeToo of aan alle vormen van onderdrukking door machtswellust. Het gebeurd de hele dag om ons heen en is zo onderdeel van onze maatschappij geworden dat we het amper meer lijken te zien. Denk ook aan de rechts populistische politici die overal de kop opsteken en overal extreme verdeeldheid zaaien met als enige doel om meer macht te vergaren. Electoraal gewin ten koste van alles. Zij voeden het ongefundeerd onbehagen wat er in de samenleving heerst door angst in te boezemen en een vijand te creëren. Een zondebok aanwijzen is de meest effectieve manier om de kudde mee te krijgen. Een gezamenlijke vijand verbind de kudde maar verdeeld het grote geheel. Ik realiseer me dat het onbehagen in tijden van Corona wel minder ongefundeerd is dan voor de crisis en de vijand hoeft niet meer gecreëerd te worden.

In een maatschappij waar we het zo goed hebben verliezen we vaak betekenis en zingeving uit het oog. We denken dat we allemaal succesvol moeten zijn omdat je anders buiten de boot valt. Dit verlangen naar succes is natuurlijk wel evolutionair bepaald en werkt ook zeer effectief voor het voortbestaan van onze soort, de ‘wil tot macht’ maar moet wel in toom gehouden worden door realiteitszin. Anders neemt het lustprincipe de overhand.

Bij het ontbreken van realiteitszin is het eerste zaadje voor de onlusten van januari 2021 bij het invoeren van de avondklok ter bestrijding van de corona crisis geplant en zo komen we vervolgens bij de legitimiteitsvraag terecht. Dit soort geradicaliseerde ‘protestgroepen’ hebben een vijandbeeld nodig en hebben het gevoel dat ze zelf slachtoffer zijn. Hier komen de populisten, die door een groot deel van de bevolking zijn gekozen om ons te vertegenwoordigen in de tweede kamer, in beeld. Die zijn namelijk extreem behendig in het inspelen op dit onbehagen. Zij benadrukken dit onbehagen en creëren een vijand. Zo stonden ze bijvoorbeeld bij de boeren op de trekkers om die op te jutten, ze keurde het gedrag van de blokkeerfriezen goed, ze steunde complotdenkers, scandeerde om minder Marokkanen en zetten de bevolking doelbewust tegen de media op. Ze schilderen journalisten, kunstenaars en wetenschappers al jaren af als linkse, onbetrouwbare activisten.

Ik ben als beeldend kunstenaar altijd op zoek naar voeding voor nieuwe ideeën, ik probeer constant alles om me heen te duiden en zo te kneden tot bruikbare inspiratie. Ik maak geëngageerde kunst waarin ik de waan van de dag koppel aan de grotere filosofische vraagstukken. Met dat in ogenschouw genomen vind ik dit een bijzonder interessante tijd.

Zo zat ik bijvoorbeeld in maart 2020 tijdens de eerste ‘intelligente’ lockdown na een dagje thuis werken even lekker rustig met een boek op de bank toen ik plotseling getik hoorden. Ik kon het niet meteen plaatsen. Toen mijn blik door de kamer gleed zoekend naar waar dat getik in hemelsnaam vandaan kon komen passeerde mijn blik de klok die precies 20:00 uur aangaf. Op dat moment realiseerde ik me dat het geluid van buiten kwam. Ik keek door het raam naar buiten en zag daar een ietwat corpulente vrouw met een kort, rood, pittig kapsel en een hond midden op straat staan. Wat in mijn huiskamer klonk als getik was een vrouw die buiten in haar handen stond te klappen. O ja…natuurlijk. Ik had de aankondiging eerder die dag al gehoord. Het land zou om 20:00 uur haar waardering voor de mensen in de zorg uiten via een gebaar dat past in het land waar de meeste stille tochten ter wereld worden gelopen op jaarbasis. Niets mis mee natuurlijk. Ik vind het alleen wel weer bijzonder dat al die mensen het nodig vinden om via social media te delen dat ze ook werkelijk hebben geapplaudisseerd voor de mensen in de zorg. Natuurlijk vind ik ook dat zij een oorverdovend applaus verdienen maar als we dat allemaal vinden waarom gaan we dan niet als een blok achter ze staan op het moment dat ze massaal naar het Malieveld trekken omdat ze dagelijks voor een hongerloontje de billen van onze ouderen staan te wassen. Misschien moeten we de rest van het jaar ook met z’n allen op social media delen dat we vinden dat deze mensen wel wat extra’s verdienen. Misschien moeten we naast dat we met z’n allen onze waardering voor Rutte uitspreken omdat hij zich als zijnde onze Staatsman in zijn toespraak richting het volk ook werkelijk gedroeg als een Staatsman ook meteen even vragen of hij een extra centje over heeft voor onze zorgsector.

Bij dit gebeuren rees bij mij de vraag tot welke mate van solidariteit we in tijden van crisis in staat zijn. Darwin en Nietzsche hadden mij toch duidelijk gemaakt dat solidariteit wel ten gunste van jezelf, de groep of op z’n minst om je soort verder te helpen zou moeten dienen? In hoeverre is dat hier dus aan de orde? Laten we deze waardering blijken omdat we bang zijn dat we zelf de hulp van het zorgpersoneel nog hard nodig gaan hebben, of ben ik nu te pessimistisch? We leven in tijden van extreem individualisme. Er is ruimte voor de graaiende, buitenproportionele bonussen innende mensen die multinationals leiden die gesteund door de overheid weinig tot geen belasting hoeven te betalen. Dit is een typisch voorbeeld van wat Freud onder het lustprincipe schaarde. Daarnaast leven we in een extreem complexe werkelijkheid. Volgens Freud zou dat realiteitsprincipe die lusten en driften aan banden leggen. Bij Harvey Weinstein liet het realiteitsprincipe het overigens ongenadig afweten. Vrouwen die aan het werk wilden in één van zijn films kregen voornamelijk te maken met het lustprincipe maar het ontbreekt in deze tijd aan een groot ideologisch verhaal zoals bijvoorbeeld tijdens de Verlichting. Iets wat mensen nieuwe inzichten geeft en wat mensen met elkaar verbindt. Om deze reden wordt alle aandacht op het kleine verhaal gevestigd. Klein leed en gevoel van nationalisme nemen het debat over. Dit is koren op de molen van de populisten. Zoals gezegd wordt er altijd een zondebok aangewezen die verantwoordelijk is voor onze ongemakken. Is er nog een groot verhaal mogelijk nu het beschaafde leven zo onder druk staat? Als product van de evolutie blijken we slecht in staat tot het naleven van het door onszelf zo geprezen verlichte mensbeeld.

Een ongrijpbare vijand

Is dit misschien een tijd waarin zo’n ‘groot verhaal’ ontstaat, waarin mensen verbonden worden? Nu de zondebok wegvalt omdat we tegenover een ongrijpbare vijand staan zijn we aan het zoeken naar een houding die onszelf als individu niet uit het oog verliest maar die ook moreel te verantwoorden is. Ik zie dus ook niet per se een volk dat iedereen wil helpen maar meer een volk dat bang is om buiten de veiligheid van de kudde te vallen. Het eerste wat we ook deze crisis de kop op zagen steken was toch het individualistisch handelen van mensen. Mensen propten hun winkelwagens zo vol dat deze wagens stuurloos werden en men volgde om een voor mij nog steeds onverklaarbare reden de kudde met het inslaan van toiletpapier. Als het dierlijke instinct opkomt luistert ieder mens naar zijn of haar verlangens. Verlangen naar rijkdom en succes, verlangen naar samenzijn met mooie en succesvolle mensen, het verlangen om leuk gevonden te worden en vele vrienden te hebben. Echter gaat het mis zodra de mensen die warm lopen voor de populisten deze instincten beginnen te voelen en daar gehoor aan geven. Omdat zij in plaats van te erkennen dat ze die verlangens hebben en in plaats van toe te geven dat ze al die deugden niet hebben omdat ze lui, niet slim genoeg of gewoon pech in het leven hebben, in plaats daarvan wijzen zij die verlangens en deugden af en maken deze tot iets slechts. Deugden verwerpen louter om passiviteit te rechtvaardigen maakt je tot lid van de kudde.

Hiermee keer ik me tegen de slavenmoraal, tegen de kuddemoraal. Nietzsche zou trots op me zijn. Echter, Nietzsche stond volledig achter de herenmoraal als zijnde de sterke mens, de Übermensch, het roofdier wat zo kenmerkend is voor het neoliberalisme. Ik zie het ook als een biologisch gegeven maar ik denk wel dat het binnen onze mogelijkheden ligt om met behulp van realiteitszin ons daar steeds verder van te distantiëren. Ik vermoed dat het hier zal wringen voor Nietzsche. Dit is teveel in strijd met de herenmoraal. Zowel Nietzsche als ik ontkennen het bestaan van betekenis en waarden in onze wereld. Bij de nihilisten houdt het daarbij op maar wij gaan voor de übermensch. We zijn een tussenstation en naar mijn idee worden we via het existentialisme een completer mens. Het existentialisme beschouwt iedere persoon tenslotte als een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. Nietzsche moedigt je aan om ieder moment in het leven te bezien tegen de achtergrond van de eeuwigheid, zodat je uiteindelijk een leven leidt waarvan je zou willen dat het zich eeuwig herhaalt. Mijns inziens hoef je echt niet alleen maar betekenisvolle dingen te doen of dingen waar je uitsluitend gelukkig van wordt. Je hoeft echt niet altijd huppelend naar je werk, je mag best balen van de corona crisis of gewoon een offday hebben als je maar weet waar je het allemaal voor doet. Dit betrekt zich niet louter op een existentialistisch maken van de juiste keuzes, maar op een houding waarin ook de pijnlijke ervaringen en situaties van overmacht nog steeds ervaren worden vanuit een volledige acceptatie van het leven. Oftewel: ‘amor fati’, heb het lot lief.

Zoals je merkt hink ik dus op twee gedachten. Deze crisis zal uitwijzen waar de mens toe in staat is. Neemt het ‘roofdier’ de overhand of zijn we toch vooral solidair en zetten we ons belangeloos in voor de ander? Wat ik zie bij de ‘big pharma’ ten tijden van de verdeling van het vaccin stemt mij alles behalve hoopvol.

Natuurlijk is de mortaliteit van het coronavirus niet te vergelijken met die van de pest maar toch zijn er ook veel gelijkenissen wat betreft de fictieve situatie zoals Albert Camus die schets in zijn bekendste roman, ‘De Pest’. Ik las het boek zo’n twintig jaar geleden en ben nog altijd onder de indruk van het boek en de boodschap die Camus via zijn personages aan ons mee wilde geven. Ik was in die tijd mijn eigen engagement aan het vormgeven en was gevoelig voor het altruïsme wat Camus via Bernard Rieux tentoon spreiden. Camus weet zijn personages treffend neer te zetten. Zo ook creëert Camus een wel erg Kafkaësk beeld van de ambtenaar Joseph Grand die doordat hij moeite heeft met de woorden recht, beloften, welwillendheid, verzoek en dankbaarheid nog steeds vast zit in zijn nietszeggende functie. Camus schrijft: ‘Zo bleef onze stadsgenoot zijn onopvallende functies tot op vrij gevorderde leeftijd uitoefenen omdat hij het juiste woord niet kon vinden’. Volgens mij zijn hier de eerste tekenen van het existentialisme en het absurdisme te bespeuren. Het existentialisme zegt dat door bewustwording, vrije wil en persoonlijke verantwoordelijkheid iemand zijn eigen leven betekenis kan geven in een wereld die geen betekenis heeft. Die betekenisloosheid omschrijft Camus beeldend in hoe hij Oran aan ons toont. Zo zegt hij: “De stad is lelijk, dat kan niemand ontkennen. Er heerst rust, die het moeilijk maakt in één opslag te zien wat het verschil is tussen deze stad en zoveel andere handelssteden waar ook ter wereld.” Camus gebruikt de stad Oran als metafoor voor de leegte van ons bestaan. Zo vervolgt hij: “Hoe kun je een goed idee krijgen van een stad zonder duiven, zonder bomen en zonder tuinen, een stad waar je geen klapwiekende vleugels en ruisende bladeren hoort, kortom een oninteressante plek.” Rieux geeft betekenis aan zijn leven door zich belangeloos in te zetten voor de hulpbehoevende in tijden van crisis. Het Absurdisme zegt dat de zoektocht naar betekenis in een doelloos universum in conflict is met het ontbreken aan die betekenis. Het absurdisme leert ons dit te accepteren maar er tegelijkertijd ook tegen in opstand te komen door te omarmen wat het leven ons te bieden heeft. Joseph Grand lijkt me hier een schoolvoorbeeld van. Het was voor mij destijds een hele opluchting om een soort van positieve variant op Nietzsches nihilisme te leren kennen. Het nihilisme zegt niet alleen dat het leven betekenisloos is maar dat het ook geen zin heeft om betekenis aan ons leven te geven.

Falend streven naar geluk

Streven naar geluk als levensdoel is een vergissing stelt Dirk de Wachter in zijn fijn geschreven boek ‘De kunst van het ongelukkig zijn’. Streven naar zin en betekenis daarentegen is waar het leven om draait. De leukigheidscultuur heeft als norm dat iedereen succesvol, jong, slim, mooi en onvermoeibaar moet zijn. Als we dat heel toevallig niet zijn dan willen we daar niet voor uitkomen. Niet voor de ander en zeker ook niet voor onszelf. Dit ontkennen brengt velen in de problemen want het leven is eenvoudigweg niet altijd even leuk.

Dat tegenwoordig veel communicatie loopt via social media werkt ook niet echt mee. Digitale vrienden zijn toch wel echt wat anders dan echte vrienden. Al denk ik niet dat Chuck Palahniuk, de schrijver van Fight club, dit voor ogen had toen hij het boek schreef maar mijns inziens zou Tyler Durden hier prima symbool voor kunnen staan. Hij is immers ook een fictieve vriend. Facebook vrienden zijn geen mensen waarmee je lief en leed kunt delen. In het leven draait het om betekenisvolle relaties. Relaties die er ook in moeilijke tijden voor je zijn. Mensen die dus betekenis geven aan je leven. Wanneer we er over nadenken is ieder mens zich hiervan bewust en toch gaan we vaak voorbij aan het feit dat dit voor alles in het leven geldt. Jezelf succesvol voordoen terwijl je in werkelijkheid ongelukkig of eenzaam bent maakt van dit succes ook iets betekenisloos.

Dirk de Wachter stelt heel scherp dat veel mensen hun verdriet ver weg stoppen. Ze komen er niet aan toe om het op een goede manier te verwerken want ze moeten immers succesvol zijn. Pijn haal je niet weg door het te negeren. Je moet er doorheen en het liefst met iemand anders, een vriend of familielid met een luisterend oor. Dit staat natuurlijk haaks op een cultuur waarin de zorg gericht is op snel en meetbaar succes. Zorgverlening waarin met pillen mensen zo snel mogelijk weer worden opgelapt om weer aan het werk te kunnen gaan. Zie hier ook de funeste werking van de focus op economie en verdienmodellen. Gaan we in de westerse wereld niet ten onder aan het neoliberale denken waarin de mens is gereduceerd tot arbeidskracht, een soort moderne slaaf die met een modaal salaris zoet gehouden wordt? Dit is voor mij de hamvraag. Het is namelijk een grote oorzaak van het door vele blindelings najagen van succes en tevens dus de oorzaak van het toenemende gevoel van ongeluk wanneer dit najagen nergens toe leidt. Daarnaast is het tekenend voor het falende bestrijden van dit ongeluk.

Jean Paul Sartre zei al dat de mens pas echt mens wordt als hij zich engageert. Ik onderschrijf dit en neem het ter harte en propageer het engagement. Engagement voor het klimaat, voor het milieu, voor allerlei maatschappelijke ontwikkelingen, en vooral voor de ander. Uiteindelijk komt het erop neer dat je het geluk niet moet willen meten, maar dat je gewoon gelukkig moet zijn met je leven. Koester het ‘ongelukkig zijn’ dat nodig is voor het goede leven. Openstaan voor de kwetsbaarheid van de medemens en het engagement dat daaruit volgt, keer dit ongeluk om tot een zingevende daad. Het is de paradox van het menselijke bestaan: alleen door gevoelig te zijn voor onrecht en ongeluk (zowel in jezelf als in de ander), vinden we een duurzame vorm van geluk, in de vorm van betekenis en zorg.

Is deze crisis het gevolg van onze oneindige hebberigheid? Is het einde van het kapitalisme eindelijk in zicht? Mij leert dit in ieder geval dat we de wereld zoals we die nu kennen anders moeten gaan inrichten. Als de bankencrisis van 2008 en de huidige klimaatcrisis niet al aangaven dat de neoliberale globalisering zoals we die nu kennen niet langer houdbaar is dan is de coronacrisis wel de genadeklap. Toch ben ik bang dat het weinig zal veranderen. De regering zal zichzelf voornamelijk op de borst kloppen en zeggen; “kijk eens hoe we jullie door de crisis hebben geleid, met onze miljarden aan staatssteun die ons huidige economische beleid ons gebracht heeft”. Al vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw werd in tal van landen het liberale denken dominant. Ook bij ons was deregulering, privatisering en marktwerking lijdend. Men zette in op wereldwijde vrijhandel. Hoewel die agenda ontegenzeggelijk voordelen had, bracht ze ook problemen met zich mee, zoals een groeiende ongelijkheid tussen rijk en arm, flexibilisering van de arbeidsmarkt, meer asociaal gedrag en een breed levend gevoel dat de nationale gemeenschap erodeert. Die wereldwijde vrijhandel en onze omgang met dieren zouden zomaar de oorzaken van de huidige pandemie kunnen zijn. Omdat zowel links als rechts van het politieke midden men zich blijft vasthouden aan liberale denkwijzen biedt juist dat ruimte aan rechts-populistische politici die het onbehagen uitbuiten en de polarisatie verder opvoeren. Gezien de opkomst van het populisme wereldwijd is dit niet zonder succes. Hoewel velen zich daarover bezorgd tonen, hebben slechts weinigen een helder antwoord op de vraag wat er met onze samenleving is gebeurd.

Rutger Bregman stelt dat de meeste mensen wel deugen en dat ze in moeilijke omstandigheden juist solidair worden en elkaar gaan helpen. Ik zet daar, iet wat pessimistisch, tegenover dat dit altruïsme voortkomt uit angst. Niemand wil er tenslotte alleen voor komen te staan in beangstigende situaties. Niets is dan fijner dan om een gemeenschappelijke vijand te hebben en je te verkeren in de veiligheid van de kudde. Als voorbeeld van de door Bregman zo geïdealiseerde solidariteit haalt hij de Blitzkrieg aan maar gaat er zo ook gelijk aan voorbij dat de oorzaak van dat zogenaamde altruïsme een OORLOG was.


Hst.4
Filosofie in popcultuur


Ik ben heel mijn leven al maatschappelijk geëngageerd maar bracht het zelf niet altijd in de praktijk. Ik was al geruime tijd gestopt met het eten van vlees en ik merkte dat het nog meer beperken van mijn eigen ‘voetafdruk’ me meer gevoel van zingeving gaf. Klimatologisch, economisch, ecologisch en psychologisch is deze consumptiemaatschappij zoals we die nu kennen ook absoluut niet langer meer houdbaar. Bewust leven en minder spullen bezitten bleken voor mij de sleutel tot ‘geluk’ te zijn. Nou was het voor mij niet nodig om mijn huis op te blazen zoals bij de verteller in ‘Fight club’ maar ik weet wel dat ik zo wat zandkorreltjes in de machine gooi en dit is ook nodig voor een ommekeer mijns inziens. Ik hoop op dusdanig veel zand dat de machine uiteindelijk tot stilstand komt.

Geluk zit hem echt niet in de spullen die je bezit of in het succes wat je de buitenwereld toont. Geluk zit hem in zingeving, zelfontplooiing en in betekenisvolle relaties tot anderen.

Dit gegeven sluit ook wel aan bij de boodschap achter mijn favoriete film, ‘La Grande Bellezza’. Naar mijn idee kun je deze film als een pleidooi voor pretentieloos je best doen beschouwen. Zo wijst in een prachtige scene de protagonist Jep met een haarscherpe analyse zijn vriendin op het feit dat haar oordelen over anderen er slechts toe dienen om haar eigen onzekerheden en leugens te verbloemen. In een pijnlijk accurate monoloog van enkele minuten ontmaskerd Jep die vriendin, om haar vervolgens te vragen de vriendengroep voortaan met meer affectie te bezien.

In La Grande Bellezza moeten alle personages met pretenties het ontgelden. Eén voor één staan ze voor gek. Of het nou gaat om de performance kunstenaar die opzettelijk tegen een stenen muur aanloopt, de toneelschrijver die niet los komt van zijn pseudo literaire probeersels of de waarzegger die zich achter loze kreten verschuilt, allen zijn ze in Jep’s ogen bij zichzelf weg aan het raken doordat ze alleen maar quasi-intellectueel over willen komen behalve het jonge meisje dat weigert op te treden omdat ze liever wil spelen. Uiteindelijk maakt juist zij, huilend, het mooiste kunstwerk.


Hedendaags absurdisme

Zoals de filosofie van Nietzsche een bron van inspiratie is voor Fight club zo is het existentialisme van onder andere Jean Paul Sartre en het absurdisme van Albert Camus voor vele filmmakers een bron van inspiratie.

Na het lezen van ‘De pest’ ben ik het, misschien wel belangrijkste, boek van Camus ‘de vreemdeling’ gaan lezen. De Vreemdeling is een sleutel tot het wereldbeeld van Camus. ‘Het leven is absurd’, zei de Franse filosoof, ‘het is geen middel naar een hogere betekenis waar wij naar op zoek zijn, het leven is het doel op zich.’ Alle ideologieën en grote verhalen over het leven houden ons van leven af. De protagonisten in zijn boeken zijn helden van het absurdisme: ze willen leven ondanks de zinloosheid van hun bestaan.

Invloed op muziek

Het nummer ‘Killing an Arab’ van The Cure is gebaseerd op het boek ‘de Vreemdeling’. Het gaat over het sleutelmoment in het boek. Het moment dat de Arabier op het strand wordt neergeschoten door de protagonist Meursault.


De absurde held

Het absurdisme stelt dus dat het zoeken naar betekenis in het leven zinloos is en zelfs averechts werkt. Dit klinkt natuurlijk vrij cynisch. In essentie gaat ‘De vreemdeling’ van Camus over het leidde van een leven zonder al teveel opsmuk en zonder zorgen om grote levensgebeurtenissen. Het enige waar de absurde held zich druk om hoeft te maken zijn de dingen die direct genot opleveren. Wanneer je de film ‘The big Lebowski’ van Joel en Ethan Coen hebt gezien dan herken je hier natuurlijk direct ‘the Dude in.

The Dude doet precies waar hij zin in heeft. Hij heeft niet echt verantwoordelijkheden, hij hangt de hele dag met vrienden op de bowlingbaan ook al geeft hij niet echt iets om die zogenaamde vrienden. Wanneer zo’n zogenaamde vriend overlijd reageert hij daar ook nauwelijks op. Hij rookt en drinkt de hele dag. Dit klinkt wel erg als Meursault, de protagonist uit ‘De vreemdeling’. De Coen broers hebben het thema van Camus heel goed doorgevoerd in deze bij vlagen hilarische film. De absurde held Sisyphus kon zeker niet ontbreken en komt gesymboliseerd in de vorm van het tijdverdrijf bowlen naar voren in de film. Camus schreef een boek ‘De mythe van Sisyphus’ waarin Sisyphus wordt gestraft en door de goden wordt veroordeeld tot het eindeloos een berg op duwen van een steen die er eenmaal boven steeds weer vanaf rolt waardoor Sisyphus weer opnieuw kan beginnen. Dit staat symbool voor de betekenisloosheid van het bestaan en het je daar bij neerleggen en dit wordt in de film dus verbeeld door het bowlen. Je rolt met een bal een paar kegels om die vervolgens terug worden geplaatst, de bal komt bij je terug en het begint weer van voor af aan. Wie goed observeert zal zien dat je the Dude zelf nooit werkelijk een bal ziet gooien wat er waarschijnlijk op duidt dat hij zich onttrekt aan de valkuilen van een bestaan dat betekenisloos is. Net als Meursault en Sisyphus is the Dude een absurde held. Hij leidt zijn leven precies zoals hij dat wil en probeert het ook niet belangrijker te maken dan dat het is.

Alleen wanneer de absurde held inziet dat zijn daden zinloos zijn zal hij eronder lijden.

Als grondlegger van het absurdisme heeft Camus zijn eigen filosofie perfect gedemonstreerd bij zijn eigen overlijden. Op de dag dat hij verongelukte had hij namelijk een treinkaart op zak voor dezelfde bestemming als waar zijn vriend Gallimard hem met zijn sportwagen naartoe had willen brengen. Zijn vriend had hem namelijk op het laatste moment overgehaald om met hem mee te rijden in plaats van de trein te pakken.

David Lynch

Naast ‘The Big Lebowski’ is de invloed van Camus ook duidelijk aanwezig in films van bijvoorbeeld David Lynch. Wie bekend is met het werk van David Lynch, en zijn vaak mysterieuze films kent, kan haast niet verast zijn dat hij een groot liefhebber van het absurdisme is.

Volgens het absurdisme probeert men sinds mensenheugenis de betekenis van het heelal te ontrafelen en logica in haar bestaan te ontdekken, maar is ieder onderzoek ernaar tevergeefs. De wereld is immers irrationeel en niet vatbaar voor menselijke logica. Het onderzoek naar de essentiële vragen van het bestaan leidt traditioneel tot twee mogelijke uitkomsten: de conclusie is dat het leven geen betekenis heeft, of men probeert op een kunstmatige manier, zoals via godsdienst het vacuüm op te vullen. Mensen die tot dit besef komen staan voor een zware filosofische vraag: “Moeten we het leven serieus nemen, of zouden we net zo goed zelfmoord kunnen plegen?”

Zo eindigt David Lynch’s film ‘Mulholland drive’ met een panikerende Diane die door een geweer tegen haar hoofd te zetten een einde maakt aan een dromerig verhaal. Volgens velen suggereert dit dat Diane haar geliefde heeft laten vermoorden en dat ze daarom in een spiraal van schuldgevoel en verdriet is terecht gekomen. Toch is de zelfmoord van Diane niet een weloverwogen daad maar in plaats daarvan is ze ertoe aangezet door een fysiek gemanifesteerde hopeloosheid van haar bestaan.

Monty Python

Wanneer je het over Albert Camus en het absurdisme hebt kun je uiteraard niet om Monty Python heen. Bij het zien van de film met als titel een groot filosofisch concept als ‘The meaning of life’ is het gevoel wat je eraan overhoud toch vooral de betekenisloosheid van het bestaan. Bij Monty Python wordt het absurdisme als komische stijlvorm gebruikt waar het zich uiteraard ook uitstekend voor leent.

Monty Python’s ‘The Meaning of life’ is een vrij verwarrend stukje cinematografie. De film bestaat uit sketches waarbij de samenhang aan een zijde draadje hangt. Waar andere films van Monty Python nog een vrij duidelijk narratief en plot hebben is dat hier ver te zoeken waardoor de film ook wat betekenisloos lijkt. Dit is natuurlijk ook precies de absurditeit waar de makers zich van bedienden. Zoals Camus al aangaf is het zoeken naar betekenis van het leven nou precies de val waar de mens maar al te vaak in trapt.

Eén van de duidelijkste voorbeelden van het Absurdisme in ‘The meaning of life’ komt uit ‘The galaxy song’ scene. Mrs. Brown is getuigen van hoe twee ambtenaren de lever van haar man verwijderen waarbij hij zowat overlijd om andere levens te redden. Mrs. Brown toont totaal geen emotie en stelt dat hij er om gevraagd heeft bij het invullen van zijn donorcodicil. Hier doet Mrs. Brown ons denken aan de protagonist uit Camus ‘Vreemdeling’, Meursault. Alsof er niets aan de hand is vraagt Mrs. Brown of de mannen thee willen waarop één van de ambtenaren (John Cleese) haar naar de keuken volgt en haar vervolgens probeert over te halen om haar lever ook te doneren. Als vervolgens Eric Idle de betekenisloosheid van ons bestaan bezingt in ‘The galaxy song” besluit Mrs. Brown dat ze haar lever best wil doneren.

In de film komt ook een karakter voor die het existentialisme representeert. Dit is de ober Gaston in de scene waar Mr. Creosote zoveel eet dat hij ontploft. Na de ontploffing discussiëren het hoofd bediening (John Cleese) en de schoonmaakster nog wat na over de betekenis van leven waarop we vervolgens door Gaston worden meegenomen naar zijn geboorteplek en waar hij begint over de betekenis die hij aan zijn eigen leven heeft gegeven. Gaston vervolgd enigszins geïrriteerd dat het dan misschien niet de filosofie is die de kijker zal aanspreken maar hij voegt eraan toe dat hij zijn eigen leven op zijn eigen manier leeft.

Realiteitsprincipe

Bij het zien van deze scene moest ik ook denken aan hoe Mr. Creosote voor mij haast symbool staat voor onze maatschappij. We leven in tijden van extreem individualisme. Er is ruimte voor de graaiende, buitenproportionele bonussen innende mensen die multinationals leiden die gesteund door de overheid weinig tot geen belasting hoeven te betalen en weer komen we uit bij wat Freud het lustprincipe noemde.

Sigmund Freud was een denker die ons hielp te begrijpen waarom onze levens en relaties vol verwarring zitten. Hij leerde ons waarom het leven zwaar is en hoe we daarmee om moeten gaan. Freud was ondanks zijn succes zelf vaak ongelukkig. Hij beschouwde zichzelf dan ook als zijn belangrijkste patiënt. Freud stelde dat we allemaal worden gedreven door het lustprincipe, dat ons eenvoudige fysieke en emotionele beloningen geeft en ons weg houdt van onaangename dingen zoals somberheid en discipline. Als zuigelingen worden we niet zozeer geleid door het lustprincipe betoogde Freud maar als we ons geen beperkingen opleggen ten aanzien van ons lustprincipe dan kan dit tot gevaarlijke en roekeloze situaties leiden in ons volwassen leven zoals bijvoorbeeld; nooit meer werken of veel teveel eten of vanuit Freud’s oogpunt misschien wel het meest beruchte; seks hebben met je eigen familieleden. We moeten ons aanpassen aan wat Freud het realiteitsprincipe noemt. Hoewel we allemaal moeten buigen voor het realiteitsprincipe, geloofde Freud dat er goede en slechte aanpassingen bestonden. Hij riep de problematische gevallen van aanpassing uit tot neurosen. Neurosen zijn het resultaat van slechte vormen van onderdrukking ten aanzien van het lustprincipe.

Het id, ego en superego

Freud beschreef een conflict tussen de drie delen van onze geest. De ID, gedreven door het lustprincipe, het superego, gedreven door wil om het juiste te doen volgens de wetten van de maatschappij, en het ego die als het ware moet bemiddelen tussen deze twee. Om deze dynamiek beter te begrijpen drong Freud erop aan om terug te gaan naar de oorsprong van onze neurosen in onze kindertijd. Als we oproeien gaan we eerst door wat Freud noemt; de orale fase, waarin we omgaan met alle gevoelens die te maken hebben met inname en eten. Als onze ouders niet oppassen kunnen we hier allerlei neurosen opdoen. We kunnen genoegdoening halen uit het weigeren van eten of voedsel gebruiken om ons te kalmeren, comfortfood. Daarna komt; de anale fase. We noemen dit ook wel de fase waarin we leren zindelijk te worden. In deze fase vertellen onze ouders wat we wel en niet mogen. Dit is tevens ook de fase waarin we testen wat de grenzen zijn aan het ondermijnen van het ouderlijk gezag. Ook hier geldt dat als dit fout gaat en we dus niet gevoelig zijn voor de autoriteit van onze ouders of niet inzien dat dit voor onze eigen bestwil is ook dit voor problemen kan gaan zorgen in ons volwassen leven. Zo kunnen we bijvoorbeeld onze ontlasting in gaan houden uit verzet, wat ertoe kan leiden dat we later als volwassenen moeilijk in staat zijn om te delen of om onszelf over te geven. Daarna komt de fallische fase. Die duurt ongeveer tot het zesde levensjaar. Freud shock eerde zijn tijdgenoten door te stellen dat kinderen ook seksuele gevoelens hebben. Kinderen richten in de fallische fase die gevoelens naar hun ouders. Zij zijn voorhanden en hebben ook nog onvoorwaardelijke liefde voor het kind. Dit is natuurlijk Freuds welbekende Oedipuscomplex. We zouden onbewust voorbestemd zijn om de ene ouder lief te hebben en de andere te haten. Dit leidt tot jaloezie en woede maar ook tot schuld en schaamte vanwege deze woede. Dit kan op haar beurt later weer leiden tot verstoord gedrag bij het aangaan van liefdesrelaties. Omdat we in deze fase leren dat liefde en seksualiteit gescheiden moeten blijven komt het vaak voor dat hoe meer we van iemand gaan houden, hoe minder prominent de rol van seks zal zijn. Hier gaat namelijk de intensiteit van de liefde lijken op de liefde die je voor je moeder of vader voelt.

Freud stelt dat de maatschappij ons wel veel dingen biedt maar ons ook veel dingen oplegt. We worden geacht maar één partner te hebben, incest mag niet en we moeten werken voor ons geld. We worden geacht al onze directe verlangens te onderdrukken. Volgens Freud zijn maatschappijen zelf neurotisch. Zo functioneren ze en daarom zijn er ook constant oorlogen en andere politieke problemen.

De psychoanalyse

Freud ontwikkelde een behandeling voor al deze neurosen en zo kwam hij met de psychoanalyse. Hij dacht dat met een goede analyse hij kon achterhalen wat er speelde en dat men zo in staat zou zijn om zich aan te passen aan de moeilijkheden waar zij mee te maken hadden. In zijn sessies analyseerde Freud een aantal dingen zoals dromen die hij zag als wensvervullingen. Daarnaast keek hij ook naar versprekingen. Hier komt de term Freudiaanse verspreking vandaan.

Freud gebruikte ‘vrije associatie’, waarbij hij de patiënt vroeg alles te zeggen wat er in zijn of haar hoofd opkwam. Zo ontdekte Freud dat mensen zich, mits in de juiste situatie gebracht, totaal vergeten gebeurtenissen uit hun vroegste jeugd kunnen herinneren. Hij kwam tevens tot de conclusie dat zulke gebeurtenissen, ook al waren ze vergeten, door konden werken in het latere gedrag van mensen. Daarmee was het concept van het onbewuste en van repressie geboren. Verder constateerde Freud dat de herinneringen die met behulp van vrije associatie met moeite naar boven kwamen, veelal seksueel van aard waren.

Toen hij ook nog vaststelde dat het ‘herinnerde’ meestal helemaal niet had plaatsgevonden, ontwikkelde hij de theorie van het Oedipuscomplex. Dat wil zeggen dat hij de verhalen van zijn patiënten over pijnlijke, ongeoorloofde seksuele ervaringen opvatte als een code waaruit bleek wat mensen wilden dat er gebeurde. En het feit dat die herinneringen betrekking hadden op de vroegste jeugd toonde aan dat kleine kinderen een seksuele fase doormaken. Gedurende die fase, betoogde Freud, voelt een jongetje zich aangetrokken tot zijn moeder waardoor hij zich een rivaal van zijn vader voelt (Oedipuscomplex), terwijl een meisje zich tot haar vader aangetrokken voelt (het Elektracomplex). Dit patroon zou volgens Freud mede bepalend zijn voor het karakter en zo het hele leven een rol blijven spelen. De theorieën van Freud zouden van belangrijke invloed blijken binnen de twintigste-eeuwse kunst.

Eeuwige wederkeer en Groundhog day

In de film ‘Groundhog day’ komen veel eerder behandelde filosofische theorieën samen. We zien hoe de protagonist letterlijk de eeuwige wederkeer beleefd. Volgens Nietzsche is het je onttrekken aan het nihilisme en op zoek gaan naar zingeving en betekenis zodat je het leven eeuwig zou willen herbeleven de weg naar een goed leven. De protagonist heeft in het eerste deel van de film nog niet door dat een betekenisvol leven leiden de verlossing is uit een nietszeggend bestaan. Eerst verzet hij zich hier nog tegen en probeert zelfverlossing te vinden in zelfmoord. Albert Camus had zich geen betere absurde held kunnen wensen. Waar Sisyphus zich neerlegt bij zijn noodlot en het omarmd probeert Phil Connors, de protagonist uit Groundhog day betekenis aan zijn leven te geven en wordt op die manier werkelijk ‘verlost’. Omdat hij het eerst nog wel probeert via het absurdisme plukt hij de vruchten van zijn lot en leert zo piano spelen en ijssculpturen maken terwijl hij vastzit in een oneindige tijdlus. Pas als hij erachter komt waar het leven werkelijk om draait en daar ook naar handelt doorbreekt hij de temporele lus.

Amor fati

Nobelprijs winnaar Hermann Hesse beschreef het prachtig in ‘De Steppewolf’. Wanneer Harry Haller, de protagonist uit het boek, zijn vriendin Hermine vermoord wordt Haller niet veroordeeld tot de dood maar hij werd veroordeeld tot het leven. Met een gekwelde geest is leven een oneindig zwaardere taak dan zelfmoord plegen. Na even tegenstribbelen aanvaard Haller het vonnis. Hij slaagt er zelfs in om het leven te aanvaarden en te omarmen. Dit is wat Nietzsche bedoelde met ‘amor fati’ Liefde voor het lot. Dit doet natuurlijk ook denken aan Sisyphus uit het essay van Albert Camus. Harry Haller voelt een dualisme in zich. Naast mens, die graag filosofeert en naar Mozart luistert, is hij de 'steppenwolf' die niets moet hebben van menselijk sentiment en liever op rooftocht gaat. Als mens is hij journalist en kritisch op de ontwikkelingen in het Duitsland tijdens het interbellum. Na allerhande vreemde en sprookjesachtige gebeurtenissen komt de Steppewolf erachter dat hij geen duaal wezen is maar een wezen zoals ieder ander, met honderden karakters en personen in zich. De hoofdpersoon waarschuwt expliciet voor de onafwendbaar naderende Tweede Wereldoorlog.

In tegenstelling tot andere werken van Hesse, zoals Klingsors lezter Sommer en Siddharta, valt het eigenlijk direct op dat Hesse in de Steppenwolf zijn hoofdpersoon weer wat terugzet in de menselijke ontwikkeling. In zijn andere werken zijn de hoofdpersonen al ‘voorbij goed en kwaad’ zoals Nietzsche het zou zeggen maar in de Steppenwolf is Harry Haller nog bezig om zichzelf te gaan begrijpen door een tegenstelling die hij in zichzelf ontwaart. Hesse en Nietzsche hebben beide iets met het roofdier dat rondstapt in de geciviliseerde wereld. De dieren hebben nog iets van een onbewuste levensvreugde in zich en het is dan ook niet voor niets dat in het laatste hoofdstuk van de Zarathustra de dieren een eerlijkere plek boven de mensen innemen. Het mag dus duidelijk zijn dat het werk van Hesse doordrenkt is van het gedachtegoed van Nietzsche. De naam van de filosoof wordt in het voorwoord alleen al drie keer aangehaald.

Harry Haller leeft als Nietzsche’s ‘laatste mens’, dolend in zijn steeds sterker wordende positie als burger dat tevens de ambivalentie voedt tussen het aangepaste dier en het diepere, dierlijke instinkt. Deze aanpassing leidt ook tot een toenemende frustratie en vermindering van levensintensiteit. De zelfhaat slaat bij Harry langzaam om naar zelfmoordfantasieën. Hij kiest er zijn vijftigste verjaardag voor uit. De daad zelf wordt niet begaan maar de gedachte eraan vormt een ultieme verlossing en vluchtmogelijkheid.

Liefde voor het lot en waardeer de kleine dingen in het leven. Wat Groundhog day, De Steppewolf en La grande ballezza gemeen hebben is dat het niet gaat om de grote pracht najagen, niet om het louter najagen van persoonlijk geluk maar het aanvaarden en waarderen van het leven en er zelf meer betekenis en zingeving aan geven. Dit is het punt waarop we het rotsblok dat we eindeloos de berg op naar boven blijven duwen los kunnen laten en zo zonder ballast verder kunnen klauteren. Het enige wat hier nog op de loer ligt is toch weer die vrees voor hoogte maar al snel merk je dat het van waarde is om die te overwinnen.

Invloed op muziek

De band Steppenwolf ontleent de naam aan de titel van deze roman, die in de jaren zestig in de Verenigde     taten een cultstatus genoot.

In 1976 bracht Hawkwind het album, Astounding Sounds, Amazing Music, uit, waarop een ruim negen          minuten durend nummer staat die losjes is gebaseerd op de roman De Steppewolf.


Tenzing Norgay

Soms geeft dit najagen van betekenis en zingeving je het gevoel dat je een hoge berg moet beklimmen om dit te bereiken maar denk eraan dat je altijd hulp kan inschakelen. Je hoeft het niet allemaal zelf te doen als dat niet lukt. In de dolkomische film ‘Intolerable cruelty’ van de gebroeders Coen gebruikt de hoofdpersoon, Miles Sherpa Tenzing Norgay als metafoor voor een hulp bij het halen van ogenschijnlijk onmogelijke doelen. Tenzing Norgay was de Sherpa die de Nieuw-Zeelander Edmund Hillary hielp bij het als eerste beklimmen van de Mount Everest 29 mei 1953.

Droomduiding

Films en boeken zijn als een droom. Het schakelt je bewustzijn uit. Het kan de toeschouwer in een andere, meer complexe werkelijkheid brengen. In een wereld met een stroom van emoties zoals, verlangens, angsten, hoop en verdriet. Alles komt voorbij en buitelt over elkaar heen in de film. De kijker wordt meegenomen in een wereld vol emotionele conflicten en dilemma’s. Vaak het dualisme voorbij. Voorbij goed en kwaad, voorbij bewustzijn en onderbewustzijn, voorbij hoofd en hart. Het gaat hier om de creatieve kracht van de verbeelding. De verbeeldingskracht van film kan de meest abstracte filosofische benaderingen inzichtelijk maken zoals een op het onderbewuste inwerkend verhaal in een film bewust gemaakt kan worden door filosofie. Zoals ooit mooi verwoord door Freud is ons onderbewuste het deel van de ijsberg dat zich onder het water oppervlakte bevind. Dat stuk erboven in ons bewustzijn. Stel je een berg zonder water voor. Als ik daarop sta dan heb ik waarschijnlijk last van hoogtevrees maar ik heb wel een weidse blik op het leven. Wanneer ruim driekwart van de berg onder water staat neemt mijn hoogtevrees zeker of maar mijn zicht op de wereld ook. Wat Freud bedoelde is dat we maar voor zo’n tien procent aanspraak maken op ons bewuste en dat de rest bestaat uit ons onder- en onbewuste. Het onderbewuste is het deel van herinneringen wat in je schuilt waar je zo aanspraak op kan maken en het onbewuste is er wel maar kunnen we niet direct oproepen. Het komt soms naar buiten en meestal via dromen.

Bij droomduiding moet ik meteen denken aan het werk van de spaanse kunstenaar, Salvador Dali. Dali liet zich ook zeker wel inspireren door de bekende psychoanalisten van zijn tijd.

(Stuk over Dali en surrealisme

Een ander groot kunstenaar waar ik aan moet denken bij het verbeelden en ontrafelen van dromen is de Franse cineast Michel Gondry.

Stuk over the sience of sleep / Eternal sunshine of the spotless mind)





DEEL 2


*


IDEE PARADOX





Hst. 5

Vier minuten en drieëndertig seconde


Conceptualisme

Wanneer we het over het absurde hebben en het gedachtengoed van Freud moet ik toch wel heel erg denken aan een aantal kunstenaars die van enorm grote invloed op mijn werk en leven zijn. Dat zijn de kunstenaars die zich bedienen van het conceptualisme en zich uiten in een vorm van kunst waarbij je niet kunt ontkomen aan een filosofische grondslag.

Conceptuele kunst is geworteld in de ideeën van Marcel Duchamp, hij is de vader van het conceptualisme binnen de kunst. Het komt voort uit Dada, en uit het minimalisme. Minimal Art probeerde al met minimale middelen het idee vorm te geven, in de conceptuele kunst ging men nog een stap verder door het kunstwerk zelf overbodig te verklaren. Conceptuele kunst is gebaseerd op de gedachte dat het denkproces dat aan een kunstwerk ten grondslag ligt, meer waarde heeft dan het kunstwerk zelf. Het kunstwerk wordt gezien als documentatie van het idee. De uitvoering is slechts een bijkomstige eindfase van het echte scheppingsproces. Deze kunstenaars willen ons denken meer prikkelen dan onze ogen of emoties.

Idee paradox

Voor mij is filosofie hier een verlengstuk van. We kunnen zo’n idee nog verder ontrafelen door gebruik te maken van filosofie. Het startpunt is altijd het idee, het concept, en vanuit daar ontstaat een beeltenis. Ik wil graag ook graven naar de oorsprong van het idee. Volgens mij kan de oorsprong nooit een idee zijn want dan is de oorsprong het idee waar weer een oorsprong aan ten grondslag ligt. Dit is mijn eigen Idee paradox.


Conceptueel kun je dus wel de uitwerking (beeltenis) weg laten maar nooit de oorsprong. De vraag is; ‘kun je het idee weg laten en alleen een oorsprong behouden’? Kun je met behulp van filosofie een idee putten uit de oorsprong?

De oorsprong is in deze de grondslag van het idee. Het fundament waar ieder idee op gebaseerd is.

Kortom; ‘is er eerst het idee of eerst de grondslag van het idee?’

Terwijl ik dit opschrijf realiseer ik me dat Cicero tweeduizend jaar geleden al schreef: ‘Niet weten wat er voor je geboorte is gebeurd, is altijd kind blijven.’ Deze woorden zijn in zekere zin weer de basis voor het boek De genealogie van de moraal van Nietzsche. In deze is de moraal het concept. In de westerse filosofie zoeken ethici vaak naar concrete ideale die als grondslag voor een goed leven kunnen dienen. Voor Nietzsche is dit een verwerpelijk moralisme. Hij onderzoekt liever de redenering achter onze ideeën over de deugd. Volgens mij is dit waar filosofie om draait. Het onderzoeken van de redenering achter ideeën in het algemeen.

Rhytm O

Ik ben al van jongs af aan gefascineerd door de bekende psychologisch wetenschappelijke experimenten zoals dat van Ivan Pavlov. Uit nieuwsgierigheid ging ik het één en ander opzoeken over Pavlov en via zijn onderzoek naar klassieke conditionering kwam ik uit bij ‘Skinner-box’. Veel performance art doet mij erg denken aan Pavlovs experiment met de hond en Skinners experimenten met duiven en ratten. Neem het werk Rhythm 0 van Marina Abramovic. Met dit werk wat haar bijna fataal werd liet Abramovic zien waartoe mensen in staat zijn wanneer grenzen vervagen. Rhythm 0 had de relatie tussen de performer en het publiek als onderwerp. Hiervoor had Abramovic 72 voorwerpen klaargelegd op een tafel waarmee de mensen uit het publiek tegen of met haar mochten doen wat ze wilden. Er zaten onschuldige objecten tussen zoals honing en olijfolie, maar ook gevaarlijke voorwerpen zoals een zweep en een scalpel. En, misschien wel het gevaarlijkst, een pistool met één kogel. Aan het begin van de performance was het publiek nog wat afwachtend en voorzichtig, maar later tijdens de zes uur durende performance ging het publiek steeds verder. Ze drukten rozendoorns in haar huid, knipte haar kleding kapot en sneden in haar vel. Tijdens dit alles bleef de kunstenares rustig zitten en gaf geen enkele kik. Uiteindelijk werd ook het pistool gepakt, geladen en op Abramovic gericht. Gelukkig vond men dat toch echt te ver gaan. Het pistool werd afgepakt door iemand uit het publiek. Wat ik vooral interessant vond aan dit experiment is het feit dat toen de performance ten einde was en de kunstenares weer van een object in een mens veranderde het publiek zich zo snel ze konden uit de voeten maakte. Men kon haar niet meer onder ogen komen.

Skinner-box

In de jaren ’50 groeide de kritiek op de theorieën van Freud. Andere vormen van psychologie bleven overigens ook niet gespaard van kritiek. Dit gold niet voor Burrhus F. Skinner. In Skinners Science and human behavior beschouwde Skinner de ‘geest’ als een metafysisch anachronisme en daarom richtte hij zich op gedrag als studieobject. Volgens Skinner was taal soms een misleidende representatie van de werkelijkheid. Het was net zo goed de taak van de wetenschapper als van de filosoof om helderheid in het gebruik van taal te brengen. Skinner ontwikkelde een belangrijk instrument waarmee hij de verandering van diergedrag door klassieke en operante conditionering onderzocht, de Skinner-Box. Skinners experimenten met duiven en ratten toonden aan dat in een strikt gecontroleerde omgeving, vooral op het gebied van beloning en straffen, gedrag in belangrijke mate en op voorspelbare manier veranderd kan worden. Volgens Skinner toonde dit aan dat het menselijke gedrag voor een groot deel door instinct word gedreven.

Dostojevski’s gedachtenexperiment

Een kunstenaar die al veel eerder met dit concept experimenteerde was Fjodor Dostojevski.

Toen Dostojevski in 1881 stierf had hij waarschijnlijk nog nooit van Nietzsche gehoord. Toch zijn er veel parallellen met zijn werk en het werk van Nietzsche te vinden. Zeker wanneer we ons richten op Dostojevski’s roman ‘Misdaad en straf’ uit 1866. Het hoofdpersonage in Dostojevski’s roman, Raskolnikov, was een gekweld figuur die in armoede leefde. Wegens financiële problemen moest Raskolnikov stoppen met zijn studie. Dolend met zijn ziel onder de arm heeft hij het plan opgezet om een oude, kwaadaardige, woekeraarster te vermoorden en haar geld te stelen. Met de gedachte dat dit plan te rechtvaardigen was omdat de oude gewetenloze vrouw immers enkel van de moeilijkheden van haar klanten profiteerde ging Raskolnikov over tot de daad waarbij hij ook de dochter van de vrouw om het leven bracht.

Je krijgt het gevoel dat Dostojevski zijn hoofdpersonage de dubbele moord als een soort van gedachtenexperiment laat plegen. Dat Raskolnikov zich uiteindelijk vrijwillig aangaf uit een diep gevoelde behoefte om zijn straf, acht jaar dwangarbeid in Siberië, te ondergaan was voor Dostojevski het vertrekpunt om te filosoferen over de geest en redding van de misdadiger. Wat Dostojevski’s protagonist gemeen heeft met Nietzsche is dat ze beiden uitgaan van het bestaan van een übermensch. Raskolnikov suggereert dat sommige mensen zo geniaal zijn dat wetten die zijn bedacht door middelmatige mensen niet op hen van toepassing zijn. Zij staan dus boven de wet volgens Raskolnikov. Een andere vraag die Dostojevski de lezer voorlegt is of een gerechtvaardigde straf het de dader mogelijk maakt om als een gewetensvol mens verder te leven en de last van de schuld te dragen.

Woody Allen’s ‘Irrational man’

“Filosofie is verbale masturbatie” zegt Abe Lucas, in het begin van Woody Allen’s film ‘Irrational man’. Abe, de iet wat getormenteerde protagonist, vraagt zich af of het doceren van filosofie wel nut heeft? Kunnen we niet beter een daad stellen? Abe leeft een betekenisloos bestaan wat in het teken staat van drank en vluchtige relaties met vrouwen. Al komt van dat laatste door zijn impotentie ook niet veel meer terecht. Impotentie en een writer’s block veroorzaakt door een existentiële crisis dus. Pas wanneer Abe besluit werkelijk actie te ondernemen vindt hij weer levenslust terug.

Abe overhoord een verhaal van een vrouw die onterecht benadeeld wordt door een rechter en vindt dat hij het recht, of zelfs de plicht heeft, om deze rechter te doden. Abe voegt de daad bij het woord en voelt zich direct als herboren. Zijn leven heeft in één klap zin gekregen. Is dit een vrije interpretatie van het existentialisme? We kunnen in ieder geval zeggen dat het een moderne vertelling is van Dostojevki’s ‘Misdaad en straf’. Evenals Raskolnikov voelt Abe zich door de onderbouwing van zijn filosofische theorieën superieur en vindt dat de wet niet van toepassing is op hem. Hij is ervan overtuigd dat zijn daad werkelijk van betekenis is en dat deze daad de wereld een beetje beter maakt. Dit doet me denken aan het gedachten experiment ‘Het Trolleyprobleem’.


Hoewel er talloze varianten geformuleerd zijn van het trolleyprobleem, komt het algemeen op het volgende neer: persoon A kan een handeling verrichten die vele mensen kan helpen, maar door dit te doen wordt persoon B onterecht geschaad. De vraag is dan: onder welke omstandigheden is het moreel juist voor persoon A om de rechten van persoon B te schaden in functie van het welzijn van de groep? En wat als persoon B een dierbare is van persoon A? Wat als we de trolley helemaal weg laten maar als we weten dat persoon B iedereen in de groep wil vermoorden mag persoon A dan persoon B vermoorden om de groep te redden? Volgens Emanuel Kant en diens plichtethiek moet je je ten alle tijden houden aan een aantal principes. Je mag volgens Kant dus nooit doden, niet liegen en niet stelen. Zo laat dit voorbeeld dus zien dat Kant’s plichtethiek in strijd kan zijn met het utilitarisme. De utilitarist streeft naar een zo groot mogelijke mate van geluk voor zoveel mogelijk mensen. De mate van consequenties is hierin dus cruciaal. Als het gaat om utilitarisme val ik altijd terug op Peter Singer. Singers belangrijkste werk, Practical Ethics, is een gedetailleerde analyse van de belangen van verschillende levende wezens en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Hij beschrijft zijn utilitaristisch principe van gelijke afweging van belangen en hoe dit uitgangspunt niet noodzakelijk leidt tot een gelijke behandeling van alle levende wezens, aangezien verschillende belangen of verlangens, een andere behandeling mogelijk maken.

Alleen de student van Abe, Jill, met wie hij een relatie heeft staat hem dan ook in de weg met haar Kantiaans moreel geweten.

Het zijn natuurlijk bekende ingrediënten voor de films van Woody Allen. Altijd wat pretentieus. De intellectueel die zoekt naar een zinvol bestaan en naar antwoorden op de grote filosofische vragen van het dagelijks leven.

De film toont de mens als een irrationeel wezen. Een wezen dat zich ten gronde stort door morele zelfoverschatting.

Een karakter uit Dostojevski’s ‘De gebroeders Karamazov’ zegt: “stel je voor dat je de mensheid volledig gelukkig kan maken door ze eeuwige vrede te geven maar om dat te kunnen bereiken moet er wel een kind geofferd worden. Zou jij dit kind kunnen offeren?”

De grote schoonheid

Als er aanleiding voor is laat ik geen moment onbenut om het over mijn favoriete film te hebben en als we het dan hebben over ‘performance art’ dan moet ik toch meteen denken aan de kunstenares waar Jep in ‘La grande bellezza’ een nogal moeizaam interview mee heeft. De scene met de kunstenares is een scherpe parodie op al wat er mis is met kunst die pretentieus is om het pretentieus zijn. Jep ziet gaandeweg de film veel voorbeelden van schoonheid die hij door ze te ontmantelen toch minder blijken voor te stellen dan we aanvankelijk dachten. Hij lijkt zo steeds verder verwijderd te raken van ‘de grote schoonheid’ waar hij zo naarstig naar opzoek is. Ook zijn eigen leven blijkt minder pracht te bezitten dan hij aanvankelijk voor ogen had. Zo blijkt ook hier weer het existentialisme de boventoon te voeren.

De film is een ode aan de vergankelijkheid van het leven, de verloren jeugd, de gemiste kansen. De film biedt ook een inkijkje in het mondaine leven van de rijken elite van Rome, vol valse pretenties. Jep doorziet dit circus feilloos maar is er tegelijkertijd ook onderdeel van en geeft op die manier een inkijkje in zijn eigen innerlijke zoektocht naar betekenis en schoonheid.

In de openingsscene van de film aanschouwd men ‘de grote schoonheid ’van het hedendaagse Rome. De stad heeft een schoonheid die zo overweldigend is dat men bij het aanzicht ervan kan overlijden zoals de toerist die dood neervalt in het begin van de film. Dit plotselinge overlijden symboliseert ook het feit dat het leven ten alle tijden eindig is en dat we slechts nietszeggende passanten zijn die in schril contrast staan met het oude Rome.

De film verteld het verhaal van de invloedrijke en extravagante schrijver Jep Gambardella die over de cultuur van Rome en haar inwoners schrijft. Jep geniet van het leven en plukt er weelderig de vruchten van maar vraagt zich tegelijk ook af of hij zijn eigen leven wel voldoende zin en betekenis heeft gegeven.

Wat deze film ons leert is dat zoeken naar ‘de grote schoonheid’ onbegonnen werk is. Geniet van de kleine alledaagse schoonheid die je om je heen vindt. Er is zoveel moois als je weet waar je moet kijken en genoegen neemt met het kleine.

De komediant

Als we het over extravagante Italianen hebben kunnen we het ook wel hebben over Maurizio Cattelan. Het absurde, en voor sommigen onterechte, enthousiasme voor de met duct tape aan een muur geplakte banaan van Cattelan heeft veel te maken met de reputatie van de kunstenaar en zijn eerdere werk. Cattelan ridiculiseert de kunstwereld door met verwijzingen naar bestaande kunst en clichés vragen op te roepen over de staat van kunst en de wereld er omheen. In 1996 verplaatste Cattelan voor kunstcentrum De Appel in Amsterdam de volledige inhoud, kunst en meubilair, van een galerie om de hoek naar De Appel en noemde dit werk ‘Another fucking readymade’, uiteraard een verwijzing naar het genre waarbij het gewone voorwerp als kunst wordt gepresenteerd, bekend van het werk van Marcel Duchamp.

Een nog radicalere benadering, en de aanloop naar zijn banaan van nu, had hij op de openingsavond van een tentoonstelling in Milaan in 1999: hij plakte zijn Italiaanse galeriehouder met duct tape aan de muur met armen en benen vast, als een soort kruisiging. ‘A perfect day’ noemde hij het werk, eindelijk even rust. Nog meer omstreden was ‘Him’ uit 2001, een hyperrealistisch beeld van een kleine, knielende Adolf Hitler, de handen gevouwen. Toen het in 2002 in Rotterdam te zien was, ontstond er onrust in de gemeenteraad, omdat het smakeloos zou zijn zo’n beeld uitgerekend in het tijdens de oorlog platgebombardeerde Rotterdam te tonen. Toenmalig museumdirecteur Chris Dercon weigerde het weg te halen. ‘Goede kunst doet nu eenmaal pijn’, was zijn verweer. Later is het ook nog in Berlijn en Warschau getoond.

Hilarisch was ook de massief gouden functionerende toiletpot die Cattelan in 2016 in de toiletruimte van het Guggenheimmuseum in New York neerzette, alweer overduidelijk een verwijzing naar het urinoir van Marcel Duchamp.

In 2019, nadat hij meer dan vijftien jaar geen werk op de kunstbeurs had gepresenteerd, kwam hij met de banaan. Cattelan was er al een tijdje mee bezig geweest. Op Instagram schreef de galerie: ‘Net als ‘America’ gaat het over hoe we waarde toekennen aan dingen, welke dingen we belangrijk vinden. De kunstenaar dacht een jaar geleden na over een beeld in de vorm van een banaan. Op reis nam hij steeds een banaan mee en plakte die aan de muur van zijn hotelkamer, ter inspiratie. Hij maakte meerdere modellen: eerst in hars, toen in brons en in beschilderd brons, om uiteindelijk terug te komen op het oorspronkelijke idee van een echte banaan.’


Made in China

Een ander goed voorbeeld van een groot, invloedrijk, kunstenaar is Ai Weiwei. Ai Weiwei is naast conceptueel kunstenaar ook politiek activist, filosoof en actief als architect en betrokken bij het ontwerp van het olympisch stadion in Beijing met de bijnaam ‘het Vogelnest’. Weiwei verbindt de traditionele Chinese cultuur met zijn persoonlijke beeldtaal. Ook Weiwei is sterk beïnvloed door het Dadaïsme van Marcel Duchamp. Bij het bekritiseren van de mensenrechtensituatie, de economische uitbuiting en de milieuvervuiling maakt hij intensief gebruik van het internet (een blog die dagelijks door tienduizend mensen word gelezen) en Twitter om te communiceren. Ai Weiwei past ook traditionele technieken en productieprocessen toe, en zijn kunst heeft een sterk sociaal component. In 2010 werd Ai Weiwei in het westen bekend met zijn installatie Sunflower Seeds in Tate Modern. Hij bedekte de vloer van de grote Turbinehal met miljoenen handgemaakte zonnebloempitten van porselein. Net als porselein, zijn ook zonnebloempitten belangrijk in China. De pitten worden veel gegeten, maar ze hebben ook een traditionele, symbolische betekenis. En tijdens de hongersnood onder Mao waren kool en zonnebloempitten vrijwel de enige voedselbronnen. Mao Zedong, partijleider tijdens de Culturele Revolutie, werd in de propagandistische beeldcultuur voorgesteld als zonnekoning. Zijn volk zou als zonnebloemen die meedraaien met de zon moeten opkijken naar hun stralende grote leider. Tijdens de Culturele Revolutie waren overal afbeeldingen van zonnebloemen te zien.

Ai Weiwei verwijst met zijn porseleinen tapijt ook naar de massa-industrie in China, waar arbeiders dag in dag uit routine handelingen moeten verrichten. Voor zijn installatie liet Ai Weiwei in een jaar tijd door 1600 arbeiders in Jingdezhen, de porseleinhoofdstad van China, 100.000.000 zonnebloempitten van roomwit porselein maken. Deze werden stuk voor stuk met de hand beschilderd en gebakken in traditionele ovens.

Voor de beeldend kunstenaar die mij persoonlijk misschien wel het meeste inspireert, Anselm Kiefer, is de zonnebloem ook een steeds terugkerend symbool. De werken van Kiefer raken mij dieper en werken meer op mijn emotie dan welk ander beeldend kunstwerk dan ook. Zonnebloemen zijn overal te vinden in Anselm’s universum, vaak dood en vol met pitten. Hij ziet dit als een symbool van dood en wedergeboorte.


Van het urinoir naar 4’33”

Duchamp was een kunstenaar die zich absoluut niet wilde aansluiten bij een groep van kunstenaars maar was naarstig opzoek naar een eigen nieuwe stijl. Het introduceren van de ‘readymade’, een doodgewoon voorwerp presenteren als kunst, bleek een belangrijke stap in die zoektocht. Met Fountain uit 1917 bleek Duchamp één van de invloedrijkste kunstwerken sinds Les Demoiselles d’Avignon (1907) gemaakt te hebben. Met dit werk stelde Duchamp vragen als: Wat is kunst, wanneer ben je een kunstenaar en wat is de relatie van de kunstenaar tot de toeschouwer? Met zijn ‘readymade’s’, waarvan hij er in totaal dertien zou maken in zijn veertigjarige carrière, kan Duchamp naast grondlegger van het dadaïsme ook als de grondlegger van de conceptuele kunst gezien worden. In de jaren vijftig en zestig kwam deze kunstvorm weer onder de aandacht door kunstenaars als Jasper Johns en Robert Rausenberg die opkwamen tegelijk met een andere nieuwe stroming. Het abstract expressionisme.

De klank van het conceptualisme

Eén van de belangrijkste avant-garde componist is voor mij John Cage. Cage zegt op zijn beurt dat hij bij het horen van de Staat van Louis Andriessen pas definitief zijn richting had gevonden.

Cage had zelf samengewerkt met Robert Rauschenberg en Jasper Johns en ook met Europese vernieuwers binnen de beeldende kunst zoals bijvoorbeeld Marcel Duchamp. Halverwege de twintigste eeuw werd duidelijk dat de twaalftoonstechniek wel was uitgewerkt. In 1952 schreef Pierre Boulez het artikel Schönberg is dead, en doelde daarmee niet zozeer op het overlijden van de componist als wel op diens manier van componeren. De twaalftoonstechniek van Schönberg ging Boulez echter niet ver genoeg. Boulez streefde naar meer abstractie en experiment binnen de muziek. Samen met Gÿorgy Ligeti, Karlheinz Stockhaussen en John Cage kan Boulez tot de belangrijkste Avant-gardisten van na de Tweede Wereldoorlog gerekend worden. Zij waren ook degenen die gingen experimenteren met nieuwe technologieën zoals bandopnames, elektronische geluiden en computertechnieken. Bij geen van de componisten is die invloed zo merkbaar als bij John Cage. Cage werd ik 1912 in Los Angeles geboren en studeerde tussen 1935 en 1937 bij Arnold Schönberg. In 1952 ontmoette Cage Robert Rauschenberg. De twee beïnvloedden elkaar sterk en pas bij het zien van Rauschenberg’s ‘witte schilderijen’ durfde Cage zijn stuk 4’33” voor piano op te voeren.

Cage probeerde de barrière tussen kunstenaar en toeschouwer te slechten zoals Duchamp de barrière tussen kunstwerk en voorwerp had geslecht. Bij Cage ging dat zo ver dat hij in bijvoorbeeld stukken als Musicircus (1968) zijn rol beperkte tot initiatiefnemer en liet vooral de toehoorder veel zelf invullen. Dit voerde hij zo ver door dat hij uiteindelijk in het geheel de muziek weg liet in de compositie 4’33”.

Nietzsche in kunst (Evolutie/God is dood/Scheppingsverhaal/Salomé(Strauss))

Zoals wel al duidelijk is geworden blijkt het gedachtegoed van Friedrich Nietzsche fijn materiaal te zijn voor verschillende vormen van kunst.

Richard Strauss schreef een stuk geïnspireerd op het boek Also Sprach Zarathustra wat Stanley Kubrick weer gebruikte voor de openingsscène van diens film 2001: A space oddysey. Wat naar mijn idee zeker een conceptueel meesterwerk genoemd kan worden is ‘The Turin horse’. Een maatschappij die in verval is. Zo laat de Hongaarse filmmaker Béla Tarr ons zien in deze filosofische film. Tarr heeft in zijn oeuvre het verval in allerlei gedaantes willen laten zien. In The Turin horse is het de mensheid die ten onder gaat. Vanuit een origineel perspectief kijken we terug op het verhaal dat Friedrich Nietzsche op 3 januari 1889 in Turijn krankzinnig zou zijn geworden toen hij een paard door zijn eigenaar mishandeld zag worden. De film begint vlak na deze gebeurtenis en Tarr richt zich niet op wat er vervolgens met Nietzsche gebeurt maar neemt de kijker mee met het paard en zijn eigenaar naar huis. Bij thuiskomst verdwijnt het paard verassend genoeg naar de achtergrond. Het gaat op stal en wil niet meer lopen of eten. Alsof het zich bij het lot heeft neergelegd terwijl de mensheid, hier in de vorm van een vader en dochter, haar eigen ondergang niet opmerkt.

Stilistisch is The Turin horse een meesterwerk. De prachtige minimalistische zwart-wit beelden op de repeterende soundtrack van Mihály Vig geven het lege bestaan van vader en dochter schitterend weer. Achter het hyperrealistische verhaal gaat iets veel groters schuil. Staat het paard symbool voor ons geweten?

2001: A space odyssey

Evolutie en de impact van vooruitgang vormen de thema’s van Stanley Kubricks beroemde film 2001: a space oddesey. Het gebruik van het muziekstuk van Strauss als openingsmuziek geeft wel een hint van de invloed van Nietzsche weg. In een interview zei Kubrick ooit dat de mens de missende link is tussen de aap en de volledig geciviliseerde mens. Hij voegde daar aan toe dat we nu pas half geciviliseerd zijn, en dat we in staat zijn tot samenwerken affectie maar dat we nog moeten transformeren in een hogere levensvorm. Uiteraard refereerde hij hier aan de quote van Nietzsche dat we slechts een brug zijn tussen de aap en de übermensch.

In ’Also sprach Zarathustra’ spreekt Nietzsche over de drie metamorfoses. Nietzsche identificeert ‘het kind’ als laatste stap naar de übermensch. Eerst zijn er de kameel en de leeuw. Later meer over deze drie stadia. De link met het ‘sterrenkind’ in de laatste scene van de film is zo natuurlijk snel gelegd. Het sterrenkind symboliseert de übermensch waarin astronaut Dave Bowman is getransformeerd. In de openingsscene zie je de zon boven de Aarde en de maan uit torenen zoals Zarathustra vanaf de berg boven de mensheid uit torende. “De dagenraad van de mens” valt er te lezen. Vervolgens zien we op aarde de apen, geïnspireerd door het verschijnen van een meters hoge zwarte monoliet, het gereedschap ontdekken. De monoliet dient ervoor om de mens in haar nihilistische bestaan verder te helpen op het gebied van de evolutie in de richting van de übermensch.




DEEL 3


*


Vrije wil



Hst. 6

Van achter de boekenkast


Doorgaans menen we dat mensen hun lot zelf bepalen. Het bestaan van determinatie door invloeden van buitenaf past dan ook niet in dat beeld. Aangezien ‘Amor fati’ een belangrijk onderdeel van de filosofie van Nietzsche was zal hij dit dus ook bestrijden.

Ook de films van Christopher Nolan zijn doordrongen van filosofie. Bij films als Memento, Tenet, en Inception schuilt er onder de oppervlakte altijd een sterk filosofische boodschap. Echter zijn film die het meeste aansluit bij dit deel van het essay fascineert me in het bijzonder. Buiten dat het een ontzettend mooi gemaakte film is zet hij je ook echt aan het denken en plaatst hij het zijn van de mens en haar vrije wil in een ander perspectief. Ik heb het hier over de film Interstellar uit 2014. Deze film riep bij mij zoveel vragen op dat hij nog dagen lang door mijn hoofd bleef spoken.

In Interstellar hanteert Nolan een natuurwetenschappelijke benadering ten aanzien van de menselijke vrije wil. In het einde van de film zien we hoe de protagonist, Cooper in de vijfde dimensie terecht is gekomen. Volledig gedesoriënteerd zien we een Cooper door een ruimte zweven, waarin ontelbare kamers zich in alle richtingen oneindig uitstrekken. Deze kamers blijken toegang te geven tot talloze momenten uit het leven van astronaut Joseph Cooper. Eenmaal bij zinnen gekomen, neemt een gevoel van absolute zekerheid bezit van Cooper. Opeens begrijpt hij dat dit moment onderdeel is van een tijdlus waarin alle gebeurtenissen in zijn leven, ook de minder aangename, paradoxaal genoeg voortkomen uit een handeling die hij hier, in deze driedimensionale representatie in een vijf dimensionale ruimte, in gang zet. In plaats van zich tegen dit determinisme te verzetten (de paradox), geeft hij zich eraan over. Nolan laat ons nadenken over de eeuwige wederkeer, de vrije wil en geeft ons een behoorlijke portie amor fati mee.

Bij films over tijdreizen, waar ik persoonlijk gek op ben, speelt het thema vrije wil of determinatie al snel een belangrijke rol. Zo ook in Interstellar. Wanneer Cooper zijn gezin verlaat, doet hij dat bewust en zonder dwang. Dat is een keuze: vader laat gezin achter. Op eenzelfde manier besluit Coopers dochter haar vaders missie niet op te geven door terug te keren naar haar oude kamer. Zij heeft daar geen rationele motieven voor, slechts de liefde voor haar vader. Opnieuw, dat is een keuze. Wie Interstellar gezien heeft, begint wellicht plots te beseffen dat héél veel andere personage rond de vader en de dochter ook allerhande ingrijpende keuzes maken immens van zijn door de gevolgen die ze kunnen hebben in het kader van het tijdreizen. Determinatie en tijdreizen zijn natuurlijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat maakt het zo interessant.

Er is vaak kritiek geweest op de inconsistentie van de film. Echter de circulaire maar gebrekkige tijdsplot versterkt de verhouding tussen de personages. De plot draait immers niet rond tijdreizen, of het redden van de wereld, maar het gaat over de liefde van een ouder voor zijn kinderen. Coopers keuze om op missie te vertrekken is immers tegelijk een keuze voor zijn kinderen, maar ook tegen zijn kinderen.